Van een vijfje naar een 3+?
Het college vraagt de raad in te stemmen met het voorstel het G5-samenwerkingsproces met vier gemeenten te vervolgen. Het doel van deze samenwerking is een duurzame en robuuste samenwerking tussen een aantal gemeenten op het gebied van bedrijfsvoering en uitvoering. Welk construct er ooit zal worden gekozen, is volgens u nog niet aan de orde. Wij geloven u op uw blauwe ogen maar vragen ons wel af wat dan de status is of gaat worden van de uitgebreide haalbaarheidsstudie. De raad moet er kennis van nemen en daarmee deze fase van het samenwerkingsproces afsluiten. Voor onze fractie is niet duidelijk wat u daarmee aan ons vraagt.
Er zijn twee opmerkelijke ontwikkelingen in G5-verband geweest:
Collega Carel van de Rest attendeerde mij op een passage in het verslag van het overleg dat Veron, een netwerk van boven Betuwse ondernemingen, had met de gemeente Lingewaard: “Zoals voorgesteld door Arnhem zal Lingewaard niet deelnemen in een ‘nieuwe G5”. Overbetuwe staat ook op het punt om, bij het vasthouden aan de voorgestelde uitvoeringsorganisatie waar 200 mensen in Arnhem moeten gaan werken, niet te tekenen. Lingewaard wil uitvoeringsdiensten zelf blijven doen. Overbetuwe en Lingewaard doen al heel veel samen.” Opvallend is ook de volgende passage in de Gelderse bestuursscan over Overbetuwe: “De samenwerking met Lingewaard zal steeds intensiever worden. Een fusie op een termijn van tien jaar is zeker niet uit te sluiten. Ook is denkbaar dat er een nieuwe clustering komt tussen het stedelijk gebied en de meer landelijke gebieden. In de regio Arnhem trekken Overbetuwe en Lingewaard veel gezamenlijk op, zij vormen met elkaar een stevig blok van ca. 100.000 inwoners.
Twee gemeenten die betrokken waren bij de planvorming rond een verdere ontwikkeling van G5, maken wat betreft die verder ontwikkeling pas op de plaats. Lingewaard zegt nadrukkelijk nee tegen de volgende stap, Overbetuwe wil wel mee in een volgende fase maar verkoopt ziel en zaligheid niet aan de G5. De G5 dreigt daarmee een G3+ te worden.
Terug naar het collegevoorstel. Het gaat volgens ons om de volgende vragen:
1 Zijn wij voor verdere samenwerking op het terrein van bedrijfsvoering en uitvoering met drie/vier partners?
2 Indien ja, willen we/kunnen we nu door naar fase 3?
3 Indien ja, wat moet de opbrengst van die fase 3 zijn?
4 En, misschien wel de meest essentiële vraag, is de G3+ voor Renkum de meest adequate en enige vorm van samenwerking bij bedrijfsvoering en uitvoering? En welke werkzaamheden komen wel en welke zeker niet in aanmerking voor samenwerking? (Opmerkelijk overigens dat in het coalitieakkoord samenwerking op beleidsterreinen niet op voorhand wordt uitgesloten)
Vraag 1 is retorisch. Onze fractie heeft steeds betoogd dat intergemeentelijke samenwerking op het terrein van bedrijfsvoering en uitvoering financiële voordelen kan opleveren. Hierdoor is het mogelijk ons voorzieningenniveau zo veel mogelijk in stand te houden. Of intergemeentelijk synoniem is voor de huidige drie/vier partners, is voor ons echter geen uitgemaakte zaak.
Het antwoord op vraag 2 is ja …..maar! De derde fase is nodig om een antwoord te krijgen op de vraag op welke terreinen samenwerking zinvol is en……of er voldoende massa is voor een intergemeentelijke uitvoeringsorganisatie, ik kom daar zo meteen nog op terug. Maar gelet op de recente ontwikkelingen in Lingewaard en Overbetuwe kun je de vraag stellen of fase 2 wel is afgesloten.
Vraag 3 is essentieel. Onze fractie vindt dat duidelijk, moet worden afgesproken wat de opbrengst van fase 3 moet zijn. En vinden dat er in die fase ook aandacht moet worden besteed aan de volgende onderwerpen:
• Intergemeentelijke samenwerking op het gebied van uitvoering als totaalpakket of keuzemenu? (Odra)
• De massa die nodig is voor een levensvatbare uitvoeringsorganisatie. Niet alleen massa van voldoende haalbare business cases maar massa ook wat betreft het aantal samenwerkende gemeenten. Drie+ lijkt ons wat weinig
• Een verdere uitwerking van de risicoparagraaf (blz. 37 en verder van de haalbaarheidsstudie)
• De verdere uitwerking van de kaderstellende en controlerende rol van de raad bij uitvoerings- en bedrijfsvoeringstaken.
• De gevolgen voor de individuele burger van samenwerking voor de letterlijke bereikbaarheid van de voorzieningen; het frontoffice.
• Het overheadvraagstuk
De opbrengst van fase 3 moet voldoende zijn om een definitief besluit over een verdere samenwerking in G3+verband te nemen, in welk construct dan ook. De vraag of de G3+ voor Renkum de meest adequate en enige vorm van samenwerking bij bedrijfsvoering en uitvoering is, of dat we ook kiezen voor samenwerking met andere gemeenten, is daarmee nog niet beantwoord. Dat geldt ook voor de vraag welke werkzaamheden voor samenwerking in aanmerking komen.
Het bekende proces- en stroomschema uit de notitie (intergemeentelijke) samenwerking kent een verkenningsfase waarin de kansen en bedreigingen van de mogelijke samenwerking en de sterke en zwakke punten van de deelnemende partners in kaart worden gebracht. Onze fractie heeft behoefte aan zo’n verkenning waarin in kaart worden gebracht op welke (beleids) terreinen en met welke partners samengewerkt zou kunnen worden. Een meer proactieve benadering dus van intergemeentelijke samenwerking.
Nog een paar vragen tenslotte.
Wat is er aan de hand in Lingewaard en Overbetuwe? Wat zijn de ‘haar moverende redenen’?
Welke gevolgen heeft dit voor de huidige samenwerking?
In het meerjarenbeleidsplan is opgenomen dat u graag ziet dat de gemeente Wageningen zoveel mogelijk wordt betrokken bij de G5- samenwerking. Komt dat aspect ook in fase 3 aan de orde?
Wat is de stand van zaken binnen G5 wat betreft ict en het sportbedrijf?
Waarom acht u communicatie met de inwoners niet aan de orde?
En nu echt tenslotte; een compliment voor dit voorstel (wees niet bang, dit wordt geen gewoonte) en voor de wijze waarop u dit onderwerp aan de raad voorlegt. Volledig in lijn met de afspraken die wij met elkaar gemaakt hebben over intergemeentelijke samenwerking!